Op naar het einde

De rest van de geschiedenis heb ik persoonlijk meegemaakt.



Van Tuyll gaf de voorzittershamer begin 1986 over aan mevrouw Raming-van Dongen, directeur van de Stichting De Ombudsman. Met enkele andere nieuwe bestuursleden zette zij beleid in om de psychiatrische zorg te vernieuwen. Daarbij liepen zij aanvankelijk vast op de formele structuur, waarin het bestuur geen invloed had op beleid en beleidsuitvoering op het niveau van de "hoofdafdelingen".




 

De ironie wilde dat het centrale gezag uiteindelijk werd hersteld door een bijna-failissement van één daarvan, het Psychomedisch Streekcentrum Willem Arntsz Hoeve. De andere hoofdafdelingen kwamen er op pijnlijke wijze achter dat ook zij met het failissement zouden zijn meegegaan en dat in die zin de verworven zelfstandigheid binnen één rechtspersoon van betrekkelijke waarde bleek.

Na het noodzakelijke saneringsproces van de Willem Arntsz Hoeve werd door het bestuur van de stichting besloten de centralistische organisatie formeel te gaan verlaten en de drie verschillende werkvelden - psychiatrie, forensische psychiatrie en zorg voor verstandelijk gehandicapten - te verzelfstandigen. In resp. de Stichting Psychiatrie Willem Arntsz, de Dr. Henri van der Hoeven Stichting en de Stichting Dennendal.



[Van regenen en patiënten, blz. 129]
In juni 1990 werd het historische besluit genomen tot omvorming van de stichting en de oprichting van drie zorgstichtingen. Hierbij speelde niet alleen de noodzaak financieel 'waterdichte schotten' tussen de afdelingen te plaatsen een rol, maar ook het streven in het belang van de geestelijke gezondheidszorg in de toekomst 'vanuit een centraal beleid een gedecentraliseerde zorgverlening te kunnen bieden.' Met name de zorg voor verstandelijk gehandicapten binnen Dennendal en de forensische psychiatrie binnen de Van der Hoevenkliniek zouden hun eigen weg gaan. Ten slotte speelden ook de gewijzigde inzichten omtrent de verhouding tussen bestuur en directies binnen de gezondheidszorg een rol. Men was tot de overtuiging gekomen dat het bestuur hierin slechts een toezichthoudende taak had in het bewaken en zorg dragen voor de continuïteit. Deze herstructurering werd vereenvoudigd door de opstelling van het stichtingsbestuur. 'Wij kleven niet aan onze bestuursstoel,' stelde voorzitter Raming bondig, en zij liet weten dat het stichtingsbestuur collectief aftrad.
[-]
Op 20 december 1990 vond de laatste vergadering van het bestuur van de Willem Arntsz Stichting oude stijl plaats. De verplichtingen tussen de drie nieuw op te richten zorgstichtingen onderling werden geregeld. Alle activa en passiva en alle rechten en plichten gingen over op deze drie stichtingen. Er werden raden van toezicht ingesteld voor de stichting Dennendal en voor de stichting Psychiatrie Willem Arntsz waarin het Huis, de Hoeve, de Windehof en het Instituut voor Psychiatrische Dagbehandeling ondergebracht werden. De bestuurscommissie van de Van der Hoevenkliniek werd omgevormd tot een raad van toezicht. Ten slotte werd het bestuur van de vernieuwde Willem Arntsz Stichting samengesteld. Het voorzitterschap hiervan werd met algemene instemming opgedragen aan mevrouw Raming, die gezien haar uitstekende contacten hiervoor de aangewezen persoon was. Na 529 jaar beëindigde zo de eeuwenoude Willem Arntsz Stichting op 31 december 1990 haar activiteiten. Maar de Willem Arntsz Stichting bleef in een nieuwe gedaante voortbestaan als een platform voor gezamenlijk overleg en optreden van de drie uit haar voortgekomen stichtingen. Het doel van deze stichting was, in de traditie van de oude stichting en in de geest van haar oprichter, een bijdrage te leveren aan de vernieuwing en kwaliteitsverbetering van de geestelijke gezondheidszorg in de regio Utrecht.



Zoals elders aangegeven: mijn eigen geschiedenis in de Willem Arntsz Stichting is onderdeel van die recente geschiedenis en omvat perioden bij achtereenvolgens het Bestuursbureau, de Willem Arntsz Hoeve en de Stichting Psychiatrie Willem Arntsz.
Daarna verdwijnt de eeuwenoude naam door fusies en wordt mijn geschiedenis vervolgd in de H.C. Rümke Groep en in Altrecht.