U bent hier: Bestuursbureau
Terug naar: Startpagina
Algemeen:

Bestuursbureau

De belangrijkste persoon uit de elders beschreven geschiedenis van de Willem Arntsz Stichting is zonder twijfel Prof.Dr. Schroeder van der Kolk, die in 1827 aantrad als regent van het Huis en als de grote vernieuwer van de krankzinnigenzorg. Tot zijn dood in 1862 bleef hij regent van het Huis. Hij werkte als zodanig nog mee aan een belangrijke organisatorische verandering: de creatie van de functie van geneesheer-directeur, een bevestiging van het primaat van de professionele, medische verzorging binnen het huis. Onder hem kwamen een hoofdopzichter en een hoofdopzichteres te staan. Voor de financiële administratie werd in 1881 een secretaris-rentmeester (later administrateur genoemd) aangesteld. De secretaris-rentmeester stond rechtstreeks onder het college van regenten.

In díe functie werd ik per 1 januari 1986 aangesteld. Mijn voor-voorganger Van der Woord ging nog met de archaïsche titel "Algemeen administrateur der Willem Arntsz Stichting" getooid; mijn functie heette modern "hoofd bestuursbureau".
Onder invloed van de affaire Dennendal (1971-1974), de heftige democratiseringsgolf en de anti-psychiatrie was er géén geneesheer-directeur meer. Ik had zeven mede-directeuren voor de vijf hoofdafdelingen, t.w. het psychiatrisch ziekenhuis Willem Arntsz Huis in Utrecht, het Psychomedisch Streekcentrum Willem Arntsz Hoeve in Den Dolder (waartoe ook behoorde het psychiatrisch verpleeghuis De Windehof in Bilthoven), de forensisch-psychiatrische Dr. Henri van der Hoeven Kliniek in Utrecht, het Instituut voor Psychotherapeutische Dagbehandeling (IPD) in Utrecht en de instelling voor verstandelijk gehandicapten Dennendal in Den Dolder.

De per 1 januari 1986 scheidende voorzitter Van Tuyll had een formele structuur achtergelaten, waarin de bestuurscommisies en directies van de hoofdafdelingen vrijwel alle bevoegdheden hadden en het bestuur, wel formeel eindverantwoordelijk voor het geheel, vrijwel geen. De directies werkten formeel samen in een Werkoverleg van Directeuren, maar feitelijk had het meer van een monsterverbond tegen het bestuur. De bevoegdheden van het Bestuursbureau waren overeenkomstig uitgehold.
Mijn inwerkperiode kenmerkte zich, net zoals trouwens voor het grotendeels vernieuwde bestuur, door herstel van verstoorde verhoudingen en het inlopen van achterstanden op alle mogelijke tereinen.

[Van regenten en patiënten, blz. 123]
Het bestuur was volkomen geïsoleerd binnen de stichting en het had geen directe binding met de afdelingen. In deze nieuwe constellatie werden de vergaderingen van het bestuur een maandelijks terugkerend ritueel. Bestuursvergaderingen waren in principe openbaar, maar er kwam behalve een incidenteel lid van de ondernemingsraad, nooit een personeelslid opdagen. De bestuurscommissies die geacht werden zich daar te laten vertegenwoordigen, waren veelal afwezig, Initiatieven vanuit het bestuur werden nauwelijks serieus genomen en het bestuur werd zoveel mogelijk overal buiten gehouden. Het bestuursbureau, dat vanaf 1 januari 1986 onder leiding stond van de vroegere vakbondsbestuurder P. Hijzen, had na de laatste decentralisatierondes nog slechts zeer beperkte taken. Naast het secretariaat van het bestuur en overleg met de centrale ondernemingsraad, had het een aantal adviserende taken en hield het de personeelsadministratie bij. Hijzen zag al snel in dat ook deze laatste taken van het bestuursbureau moesten worden afgebouwd, ook al was de eenheidsstructuur van de stichting juridisch nog intact. Het bureau riep meer weerstanden op naarmate het meer functies en macht had. Feitelijk had het bestuur zijn greep op de gebeurtenissen binnen de afdelingen volledig verloren, maar ook zaken die wel op stichtingsniveau besproken zouden moeten worden, hielden de afdelingen buiten het bestuur. Zo werd een conflict tussen het Huis en de Hoeve over de toewijzing van het nieuwe zorggebied Nieuwegein, waarmee een aanzienlijke beddencapaciteit was gemoeid, door beide afdelingen zorgvuldig uit het blikveld van het bestuur gehouden.

De rampzalige gevolgen van dit statutaire isolement van het bestuur tekenden zich nauwelijks een jaar na het invoeren van de nieuwe statuten af. Het bestuur werd in maart 1987 geconfronteerd met ernstige financiële tekorten bij het Psycho-Medisch Streekcentrum de Willem Arntsz Hoeve. Al in het jaarverslag van de stichting over 1985 werd vermeld dat het 'enkele hoofdafdelingen veel moeite kostte - zo niet onmogelijk bleek - begrotingen en jaarcijfers tijdig te produceren.' Deze achterstand in de financiële verslaglegging van de stichting kon niet worden ingelopen. De tekortschietende financiële administratie werd nog eens verder verzwakt door de 'onbeheerste' decentralisatie van het bestuursbureau in 1984. De afdelingen hadden zich duidelijk verkeken op de gevolgen van deze ontmanteling van het centrale apparaat. Bij het Psycho-Medisch Streekcentrum was door deze decentralisatie een administratieve chaos ontstaan waardoor de oplopende tekorten niet gesignaleerd werden.