U bent hier: AbvaKabo
Terug naar: Startpagina
Algemeen:

AbvaKabo FNV

Het vakbondswerk is een goede leerschool. Zowel de individuele als de collectieve belangenbehartiging geven een indringende kijk hoe de maatschappij (ook) in elkaar zit. Daar heb ik later als werkgever vaak mijn voordeel mee gedaan. De basis voor mijn credo "goed werkgeverschap loont" is toen gelegd.

In deze tijd hoorde bij de individuele belangenbehartiging ook nog het optreden als raadsman voor de ambtenarenrechter. Dat heb ik, vooral voor medewerkers van de universiteit - in de zeventiger jaren van de vorige eeuw een roerig groepje in een roerige werkomgeving - regelmatig gedaan. Ik studeerde toen zelf Nederlands recht en heb het genoegen gesmaakt voor enige van mijn docenten op te mogen treden... Ook werd ik namens de FNV benoemd tot lid van de Raad van Beroep (de bestuursrechtbank inzake sociale zekerheidswetgeving) in Utrecht; daar heb ik deel van uitgemaakt tot haar opheffing in 1992.

In mijn beginjaren als vakbondsbestuurder kwam ik ook regelmatig bij de Willem Arntsz Stichting, mijn latere werkgever. Een interessante combinatie van regentesk bestuur en (veel, niet alle) overgedemocratiseerde werknemers. Ook daar heb ik later mijn voordeel mee kunnen doen. Overigens is door de contacten toen mijn grote affiniteit voor het werk en de werknemers in de GGZ ontstaan.

Al snel werd ik geroepen tot de functie van landelijk bestuurder gezondheidszorg. De eerste CAO voor het Ziekenhuiswezen kwam tot stand. Er werd door werkgevers- en werknemersorganisaties een eigen ziektekostenverzekering voor de zorg opgericht, het IZZ. Het nog jonge pensioenfonds PGGM ging de grote pensioengaten repareren via een zgn. backserviceregeling. De voorbereidingen voor het introduceren van een functiewaarderingssysteem (FWG) vingen aan. Een hogedrukpan vol bestuurlijke ervaring.

Afbeelding: onderhandelaars van NZf en bonden (1983) -

Door de intensieve contacten met kaderleden, leerde ik ook de specifieke problemen van de professionals in de zorg kennen. Vooral die van de verpleegkundigen. De vakbond is zich toen ook met de beroepsinhoud - als belangrijke "secundaire arbeidsvoorwaarde" - gaan bemoeien. Juist de combinatie van arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en beroepsinhoud leidde tot evenwichtige voorstellen en verbeteringen.

Toen het kabinet in 1985 alle departementen opdroeg om werkgelegenheidsplannen te maken, toe tegelijkertijd de EEG-regelgeving een bedreiging werd voor het voortbestaan van de inservice-opleidingen in de zorg omdat niet werd voldaan aan internationale opleidingscriteria en toen ook CAO-partijen die opleidingen qua werk- en studietijden en salarissen opnieuw moesten regelen, leidde het tot een specifiek AbvaKabo-plan, ook wel aangeduid als het "plan-Hijzen". Doel: herstructurering inservice-opleidingen.
Met steun van staatssecretaris Joop van der Reijden, de NZf en collega-bonden positief afgerond.

Kort daarop werd ik gevraagd te solliciteren als directeur van het Bestuursbureau van de Wilem Arntsz Stichting. Daar trad ik 1 januari 1986 in dienst.

Wie had toen kunnen bedenken dat ik een aantal jaren later als eerste onderhandelaar van GGZ Nederland als werkgeversorganisatie tegenover mijn opvolgers weer aan de CAO-tafel zou plaats nemen?